Mijn herinnering ....



Van mijn geboorte in 1944 tot mijn eerste baan in 1967 heb ik in Gieten en Bonnen gewoond. Aan de eerste vier jaren in het Westerend heb ik geen herinneringen. In 1948 zijn we naar Bonnen verhuisd.
Daar begon de verkenning van de nabije wereld. We speelden en bouwden hutten in het Noordhegenbos en het Soldatenbossie. We klommen er in bomen en haalden vogelnesten uit. Ook het Bonnerveld viel binnen de aktieradius. Daar groeven we o.a. gaten in de wanden van de zandafgraving. Met de wijsheid van nu hebben we wel een heel leger geluksengelen versleten. Op een open plekje in het bos maakten we naar aanleiding van een steilewand voorstelling met motoren op de kermis ons eigen rondrace circus. Dat gebeurde natuurlijk op onze doortrapfietsen zonder rem. In het veen gingen we waterbeestjes vangen zoals stekelbaarsjes. Die gingen in oude weckflessen mee naar huis. Later gingen we met een primitieve hengel naar het Drents Diep om bij de Bonner Klap echte vissen te gaan vangen.
Op de Bonnerschool leerden we bij aardrijkskunde, dat het Drents Diep eigenlijk Hunze heette. De Bonnerschool had drie lokalen. Klas 1 en 2 bij Juffrouw Houwing, klas 3 en 4 bij meester Reugenbrink en klas 5 en 6 bij meester Willering, het hoofd der school.
In het begin van de jaren 50 verhuisden we naar de Asserstraat. Vanuit huis hadden we een prachtig uitzicht op mijn geboortehuis, de boerderij van Ep Vos, de molen en de kerk over de kamp van Jan Strating.
Ik ben toen niet van school veranderd, maar op de Bonnerschool gebleven. De loyaliteit bleef gedurende de lagere school vooral bij Bonnen liggen, hoewel Gieten wel belangrijker werd. Van de winters - die je toen nog had - is me vooral bijgebleven het "taaien" of schotsen lopen op de sloten, de dobben in de wei en de gracht achter de school. Als het voldoende door vroor, waren er schaatswedstrijden op de gracht. Schaatsen heb ik overigens vooral geleerd op de Weierd van Ep Vos. Achter de huizen langs kon je helemaal tot in het Westereind komen. Later kon je je talenten ontplooien op de ijsbaan. Wat mijn sportloopbaan aangaat heeft het even geduurd voor ik mijn plek gevonden had. Bij de gymnastiekvereniging Sparta figureerde ik vanwege mijn talenten op de uitvoeringen altijd op de achterste rij. Mijn voetballoopbaan was ook redelijk uitzichtloos. Gelukkig was daar nog het zwembad met de zwemclub ZZG. Daar bleek mijn sportieve kracht te liggen. Ik heb jarenlang met veel plezier waterpolo gespeeld en heb veel wedstrijden gezwommen. Jammer genoeg duurde het openluchtseizoen wat kort en was de watertemperatuur niet altijd aangenaam. De conditietrainingen vonden plaats in het Zwanemeer. Een of twee keer in het winterseizoen werd een tocht ondernomen naar het Helperbad in Groningen om ook in de winter nog eens te kunnen zwemmen.
Op de lagere school bleek, dat ik goed kon leren. Na de lagere school mocht ik naar de ULO school aan het eind van de Eexterweg. Die heb ik in vier jaar met een B diploma afgesloten. Binnen de toenmalige sociale context - mijn vader was keuterboer en arbeider - was de kweekschool de hoogst mogelijke vervolgopleiding. De kweekschool werd in die tijd wel de arbeiders-universiteit genoemd. De HBS was toen nog een standenschool.
De HKA, de Hervormde Kweekschool in Assen was een prettige en goed bekend staande school in de oude jeugdherberg aan de Javastraat. De HKA werd door ons vertaald als Hier Kan Alles, want het was een heel tolerante school met veel respect voor elkaars overtuiging.
Zes dagen in de week werd er bij Cafe Huting aan de Asserstraat verzameld om dan gezamenlijk over het Rolderveld naar Assen te fietsen. Door weer en wind altijd tussen de eerste en de tweede bel op school. Alleen in de winter van 1962/63 hebben we noodgedwongen een paar weken de Gadobus naar Assen genomen.
In die tijd ontdekte ik mijn belangstelling voor de natuur en werd ik lid van de NJN, de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie. Dat betekende in het weekend nog meer fietsen om op excursie te gaan in de toen nog rijke natuur in de omgeving. Jonkers Heide, Balloerveld, Eexterveld en de Gasterense duinen en vele andere terreinen werden regelmatig bestudeerd. De jonge Staatsbossen werden gemeden, want daar was toen nauwelijks iets te beleven. Boerenzoon zijn betekende, dat je op het bedrijf taken kreeg toebedeeld. Varkens voeren en stal uitmesten. Ik bewaar nog goede herinneringen aan de rogge-oogst. Vooral als het koren naar de zetstee werd gebracht om een zoadbult te bouwen. Als het koren van het land was, werd er op de Hondsrug wedstrijd gevliegerd. In het najaar in de herfst = eerpelkrabbervekaansie moesten de aardappelen en bieten worden gerooid. Dat was zwaar werk met meestal slechter weer. In september 1965 was ik klaar met de opleiding tot volledig bevoegd onderwijzer. Daarna mocht ik nog anderhalf jaar het vaderland dienen. In 1967 ben ik uit Gieten vertrokken om via Utrecht en Alkmaar uiteindelijk aan de goede kaant van de Iessel in Winterswijk in de Achterhoek neer te strijken waar ik vanaf 1972 woon. In de jaren 80 deed ik bij toeval een gouden greep door me in de roggelelie, toen nog oranjelelie te verdiepen. Dat bracht me weer regelmatig terug naar Gieten. Die lelie zou zijn uitgestorven in Nederland. Dat bleek niet waar te zijn. Vooral in Gieten en Eext waren ze nog te vinden. In 1994 werd er zelfs een roggeleliepostzegel uitgebracht. Gieten stond op de kaart.

Frederik Bos.