(2013-02)
Hendrik Veenhof publiceert regelmatig stukjes in "Ons
Erfdeel". Hij doet dat veelal in het Drents. Daarvan is het jammer dat niet
iedereen kan lezen en begrijpen wat hij bedoelt. In een bijdrage van November
2001 schetst hij onder de titel How as d'r vrouger waarkt en knooid wur
een beeld van de werkzaamheden die er doorheen het jaar op een boerderij werden
verricht. Wij nemen de strekking van zijn verhaal hier over. Maar de omzetting
naar het Nederlands is nog lang niet altijd gemakkelijk. We proberen ter
verduidelijking van de verschillende werkzaamheden, machines en ander begrippen
ook afbeeldingen te gebruiken. Maar die hebben we nog niet allemaal beschikbaar.
Dus als u nog een mooie illustratie van het een of ander heeft, stuur die ons
dan toe!
Het werk op een boerderij is druk. Tegenwoordig is er voor bijna elke klus wel
een geavanceerde machine beschikbaar. Vroeger was het vooral handwerk. Dat
maakte dat de werkdag voor de mensen op het land vroeg begon. En na een dag
buffelen lag men 's avond ook al bijtijds doodvermoeid in bed. Alleen aan het
einde van de week werd er wel eens bij iemand 'op de koffie' gegaan. Het werk op
de boerderij wordt vooral bepaald door de jaargetijden.
Na de winter
Direct als de winter voorbij was, moest de mesthoop (mestbult, zeggen we in
Gieten) die in de winter achter de boerderij 'gebouwd' was, opgeruimd worden.
de mestbult waar je ook mooi met de fiets - over de plank -
tegenop kon rijden
De mest werd op een kar geladen en met een mestvork werd het over het land verspreid. Dat wat rotwerk, vooral als er lange strostengels in zaten. Het vee ging na de winter weer naar buiten. De stal werd dan helemaal uitgeboend. In een (gier)tank werd er voor dit doel heet water opgehaald bij de melkfabriek in Bonnen. Voor de beesten was het een feest als ze weer in de wei werden gezet. Prachtige taferelen kon dat opleveren. Vooral het jonge vee werd 'helemaal gek in de kop' en maakten rare sprongen. Het onderstaand filmpje (bronmateriaal afkomstig uit het Drents Audiovisueel Archief) illustreert dit.
Het land werd geploegd met een een- of tweescherige ploeg, die door één of twee paarden werd getrokken. De zomerroge, haver en gerst werd gezaaid en daarna kwamen de aardappels aan de beurt. Die werden vaak al direct achter de ploeg gepoot. Maar ook wel pas als het land eerst vlak gemaakt was en met een strepentrekker mooi in het vierkant werd aangegeven waar met een 'gatenmaker' een gat voor de te poten aardappels moest worden gemaakt. Met een potersbak voor de buik werden dan de aardappels gepoot. Ook werden de aardappels wel vanuit het aardappelkistje gepoot: dan moest men op de knieeën over het land en werd er met een aardappelpootschepje een gat gemaakt.
ploegen van het land
De bieten werden gezaaid en moesten later 'op één worden gezet'. Op de knieën en
met een krabbertje werden overtollige bieten weggeschoffeld, zoadat de
overblijvende bieten tot groot formaat konden uitgroeien. Vooral op leemachtige
grond met veel stenen, kon dit een gevoelige bezigheid zijn. Aardappels en
bieten schoffelen, schieters eruit trekken, het moest allemaal met de hand
gebeuren.
Hendrik herinnert zich de tijd dat de coloradokever op de aardappels zat. Die
moest worden bestreden: zij werden gevangen of men ging er doodleuk met de
DDT-spuit op af. DDT werd toen als de Haarlemmerolie in de insectenbestrijding
gezien. Met de rugsproeier werd gespoten tegen fitoftora, de
aardappelziekte die bij broeierig weer de kop op stak.
Naast het boerenwerk op het land moest er ook nog werk verricht worden in de
eigen moestuin. Ook had men ook vaak nog een varken in het hok, die dagelijks
gevoerd moest worden. Deze werd zo tegen de tijd dat het de winter werd
geslacht.
de zomer
In de zomer werd er gehooid. Heel vroeger werd het gras gemaaid met een zeis
("zwao") en later de maaimachine. Na het maaien werd het hooi in de zon
gedroogd, geschud en op hopen of 'op ruiters' gezet.
hooi op ruiters zetten
Was het hooi droog dan moest ervoor gezorgd worden dat het, voordat het zou beginnen te regen, werd binnengehaald. De hele buurt werk bij dit werk ingeschakeld. Later kwam de 'pick up' die de hooi tot pakjes perste. Toen moesten ook de pakjes in plaats van los hooi op de kar worden 'opgestoken'.
opsteken van hooi
keurig in pakjes
Na de hooiperide moesten eerst de
sloten met zogeheten sloothaken schoongemaakt worden. Ook dat was een zeer
vermoeiende bezigheid, waarvan men door 'al dat gerop en gescheur' lamme armen
kreeg.
Als de zomer voorbij was kwam de oogsttijd.
Veel arbeiders namen de aardappeloogst van de boer aan. Eerst stak men de
aardappels wat boven de grond. Daarna kwamen vaak de moeders met de kinderen de
aardappels krabben. De kinderen uit de hoogtste klassen kenden de
'aardappelkrabvakantie'. Mooie vakantie... De regel was dat tegen
Zuidlaardermarkt de aardappels gerooid moesten zijn. De aardappels werden in een
dobbe verzameld, waarna ze bij de fabriek ('aardappelmeel') werden afgeleverd.
Als de aardappels moesten overwinteren dan werden de dobbes afgedekt met twee
lagen 'aardappelloof' en aarde. Als dan de auto kwam die de aardappels naar de
fabriek bracht dan werd weer een hele batterij aan mensen ingeschakeld die met
vorken de bak van de auto volschepten. Een deel van aardappels was trouwens al
in een vroeg stadium gerooid: het waren de 'poters' die later in de
sorteermachine op grootte werden uitgesorteerd.
aardappels krabben op de Hondsrug
De bieten werden één voor één getrokken, het loof werd er afgestoken. De bieten
werden op hoopjes gegooid en van het loof werd een hoop met persvoer gemaakt
(perspult). Ook de bieten kwamen in dobbes te liggen. Zij werden in de
'bietencampagne'naar de suikerfabriek vervoerd. Tenminste als het om
suikerbieten ging. Voederbieten werden vaak bij de boerderij opgeslagen, en werd
in de winter op stal aan de beesten gevoerd.
Het koren werd met de hand, dat wil zeggen met een zeis of met een zicht (een
kleine sikkel) gemaaid. Eén persoon maaide, de volgers maakten met een zicht en
een welhaak er bossen van. Rogge werd met twee banden opgebonden, haver en gerst
met één band. Het koren kwam in rijen, in zogenaamde hokken op het land te
staan. Met een rief, een hark met houten tanden, werd het land aangeharkt en
werden er van het koren dat er was achtergebleven schotbollen gemaakt. Die
werden later gebruikt om de kop van de korenmijten af te dekken. (wij Gieters
spreken van zoadbulten). Later kwam de maaimachine en de zelfbinder het handwerk
bij de korenoogst van de boeren verlichten.
zaadbulten op Hondsrug
bij
Noorhegenbos
Het koren werd van het land gehaald, in het vak in de boerderij onderdak gebracht of werd en naar een van afgesproken plekken in het dorp gebracht om daar op zaadbulten te worden verzameld. In de herfst kwam dan de dorsmachine bij de boerderijen of bij de zetstee om het graan uit de aren te halen.
dorsmachine bij Hoiting in Achter 't Hout
Hendrik Veenhof herinner zich: "Ik weeit nog daj as kind bang maokt wurren deur dat dörsmesienvolk, wel as je een dooie moes bij de nak in wollen stoppen of dat ze je op de zakkenlift zetten. Wij hebt ok is de kafpiep van 't dörsmesien dichtstopt um ze weerum te plaogen"
Het stoppelland, dat na het maaien van het koren achterbleef, werd in de tussentijd omgeploegd en ingezaaid met knollen. Die knollen werden tegen de winter met de hand geplukt. Het kon dan wel al vriezen, dus dat leverde nogal eens koude handen op. ( In het zingen van kroegliederen is het volgende lied nog immer een evergreen: Achter op Schoonloo daar is het knollengroen bevroren, falderalderiere, falderalderare. ) Die knollen werden op een grote hoop gegooid. Je kon deze knollen trouwens ook direct rauw opeten. Ze smaakten goed.
knollen in het land
Inmiddels moest het vee weer op stal worden gezet en het varken geslacht worden.
Hendrik en zoon Jan Ensing slachten
een zwien
De winter was doorgaans de rustigste tijd op de boerderij. Eigenlijk moest alleen het vee dan verzorgd worden. En af en toe moest er turf en eierkolen worden gehaald. Immers de kachels moesten ook branden....