Terug: Index feuilleton

Het jaar van de ooievaar - Gerard Nijenhuis

Aflevering 22

In oktober was het voor Gerhard al begonnen, toen hij van het plan hoorde voor het nieuwe huis. Sinds die dag was hij geen ogenblik rustig meer. Hij leefde op twee niveaus, in twee lagen. De ene laag, dat was de buitenkant: Ja, vader, nee, vader, alstublieft, moeder.

De andere laag, de binnenkant, dat wat zonder woorden in hem gebeurde. Het stille zitten in zijn kamer of het hurken voor de koeien en kijken hoe knollen en hooi werden neergegooid voor die trage, heen en weer bewegende koppen, die langzame, ruwe tongen, die vadsig en lui een stengel, een knol pakten om die mechanisch naar binnen te hijsen om daar verder te kunnen gaan met dat eeuwige malen van de kaken, terwijl de ogen onbewogen doorgingen met het staren naar een nooit geziene verte.

Elke dag dacht hij opnieuw: Hoe lang nog?

Aan Lukas merkte hij hetzelfde. Aan hele kleine verschijnselen. Hij zei bijvoorbeeld: Pak dat heui maor, Jan, 't aner bewaor wij eerst nog.

Geen van beiden zei iets, maar als Lukas merkte dat hij hem zat op te nemen, verscheen opeens een glimlach of een hand werd opgeheven: Hoj Gerhard.

 

Wat tekening was en vage toekomst, dat kwam opeens verschrikkelijk dichtbij in de nacht van Flora.

 

Toen hij die dag uit school kwam, liep hij net als altijd naar de stal. Op de deel was het schemerig. Hij hoorde in het middengebied tussen huis en stal, zowel de geluiden van het voorhuis als die van de schuur. Lukas was niet als anders bezig met het voeren van de koeien.

Waor is Lukas, Jan?

Jan, ook al ingewijd in alles wat komen gaat, schrikt, aarzelt, zegt dan, terwijl hij doorgaat met voeren: In de peerdestal, bij Flora.

Bij Flora?

Hij wil eraan toevoegen: Ik voer Flora toch altijd? Hij brengt immers elke middag de emmer water. En wat ze nog veel fijner vindt: de geurige, grote meelkoeken, die hem door de gretigheid, waarmee het paard ze eet, zo lekker lijken als gebak. Als hij haar voert, streelt hij haar neus, voelt haar adem, zo warm en dichtbij, dat hij zijn kop bij haar hoofd wil brengen om de zachte, lenige lippen te voelen van dat grote, trotse paard, dat al tien jaar bij hen woont en dat nog ouder is dan hij.

Moeder vertelde: Toen jij nog klein was, liep ik eens met je achter de boerderij. Lukas was net thuisgekomen met Flora en had haar losgemaakt uit het leidsel. Ik stond even met Lukas te praten en het paard liep verder. Jij was toen twee jaar en Flora was ook nog heel jong en nog maar pas gewend aan het boerenwerk. Wij letten niet op en opeens riep Lukas: Waar is 't jonkie? En daar stond jij, precies tussen de voorbenen van het paard. Ze had haar hoeven rakelings langs je gezet en je stond er als een kabouter tussen de bomen in het bos en het paard keek naar beneden alsof het ging grazen en jij keek omhoog en je was zo rustig. Wij schrokken, omdat we je vergeten waren en we waren zo blij, zo trots op Flora!

Zo blij om Flora, die op keuringen prijzen won en bij het concours-hippique van de landbouwtentoonstelling voor de wipkar gespannen werd. Lukas, in z'n deftige, zwarte pak erachter om mee te doen aan het ringsteken. Zo jong als ze was, liep ze zo rustig en zeker. Lukas met z'n grijzende haar, z'n snor en z'n baardje. Het lukte steevast om door de ring te steken en de eerste prijs in de wacht te slepen. Zo kwam het dat in de kamer tegenover de opkamer een kastje vol prijzen hing: medailles, takjes, linten, allemaal gewonnen door Flora met ringsteken en op keuringen.

En dan alle veulens, die ze door de loop der jaren gekregen had! Van die hoogbenige, wankele wezens, die over hun eigen benen dreigden te struikelen en die stuntelden op het weikampje naast hun huis.

Het hinniken van Flora, het zachte roepen als ze haar hoofd in de lucht stak, haar ogen omhoog. Of als ze 's avonds met haar kind speelde, heen en weer draafde door het weitje, zodat zij in de serre ernaar konden kijken. Ook op zondagmiddag deden ze dat als ds. Wiegers bij hen zat om te horen hoe ze de preek gevonden hadden. Al die belevenissen, waarvan hij, zodra hij wist van het huis, begon te vermoeden dat het herinneringen zouden moeten worden.

Nu was Lukas die middag bezig in de stal. Niet bij de koeien, maar in de paardestal, die dwars op de koestal was gebouwd, achter de hooivakken, tegen de achterwand van de boerderij.

Gerhard zag dat Lukas niet vóór de stal, bij de ruif, waar het hooi inging, maar in de stal bezig was. Zou Flora ziek zijn geworden? Gerhard stond stil van schrik en keek naar binnen. Lukas stond naast Flora. In het gelige licht van de stallamp zag hij, dat hij haar borstelde, precies zoals hij deed als ze de volgende dag naar een concours moest of een keuring.

Hij borstelde haar, terwijl er telkens lichte rillingen als rimpelingen door het vel van Flora gingen.

Toen zag Gerhard ook dat er in haar manen vlechtjes zaten.

Hij stond daar doodstil in het gangetje voor de paardestal en keek door de smalle ruimte boven de voederbakken, waar hij nog maar net bovenuit kwam.

Lukas borstelde het paard en deed dat met één hand, terwijl hij met de andere hand de flank van Flora aaide en almaar zacht tegen haar praatte. Zo zacht sprak Lukas, zo hees ook en zozeer in zichzelf, dat Gerhard begreep dat hij het niet zozeer tegen Flora als wel tegen zichzelf had.

't Is zo wied, zei Lukas. Wij gaot beidend op pensioen. Zie hebt oes niet meer neudeg. Dij niet. En Lukas ok niet.

Hij plukte haar uit de borstel, keek er even naar en liet het toen vallen in het stro van de stal. Toen begon hij opnieuw te borstelen, zacht, regelmatig, terwijl z'n stem meer zong dan sprak en als een liedje vol weemoed opklonk uit de paardestal. Gerhard begreep opeens wat er gaande was. Morgen was het Zuidlaardermarkt. Niemand had het gezegd door dat vervloekte zwijgen, dat in dit huis heerste. Waardoor je eerder het geknars van balken zou horen als de wind tegen het huis aanduwde dan het gegons van stemmen.

Gerhard begreep dat Lukas Flora gereedmaakte voor de laatste tocht, die zij samen zouden doen en opeens wist hij ook, waarom vader, veel opgewekter dan gebruikelijk, gevraagd had: Gerhard, wil je morgen mee naar de Zuidlaardermarkt? Zonder te zeggen waarom hij opeens mee mocht naar die grote markt, waar zoveel ouders en kinderen uit de hele streek naar toe gingen, maar waar hij nog nooit was geweest.

Flora zou erheen! Flora ging weg !

Vader had zeker tegen Lukas gezegd, nu het werk op het land gedaan was, de oogst binnen: Nu moet 't maar wezen, Lukas, de Zuidlaardermarkt is er straks . . .

Waarom had niemand het tegen hém gezegd? Waren ze zo geschrokken van zijn woede en verdriet over de plannen rond het huis? Vader had nooit iets gezegd over de verbrande tekeningen. Hij had er ook geen straf voor gehad. Vader had hem aangekeken in de dagen daarna. Steeds opnieuw, alsof hij iets zocht. Maar hij had niets gezegd. Hij had nieuwe tekeningen besteld, ze opnieuw bekeken en 's avonds de klep van het bureau over Botha en Oma heen op slot gedaan. De sleutel stak hij bij zich net als die van de brandkast.

Nu moest Flora weg zonder dat hij het merkte, zonder dat hij nog één keer haar snoet zou aaien, haar ogen zou zien glanzen in het schemerdonker en haar geur zou ruiken, die heerlijke geur van een paard.

Lukas keek op, strekte de rug, wreef er met zijn hand over keek naar Flora en toen opeens - voor het eerst - naar hem.

Gerhard zei niets. Zijn witte gezicht met het lichte haar en de grijze ogen, leek wel van was. Het was als getekend en het was gesloten. Er was geen beweging in te bespeuren en ook geen verdriet. Toonloos stond hij daar en zei: Hest stoe Flora al eten geven, Lukas?

Lukas, die van Flora net zoveel hield als hij, sloeg de ogen neer en zei: Jao, mien jong.

Mien jong, zei hij, net als tegen Flora.

Toen ze daar zwijgend stonden, Gerhard naar binnen gevlucht en alleen van buiten aanwezig, zei Lukas: Maor magst hum nog wal wat geven, Gerhard.

Bijna had Gerhard gevraagd: Omdat 't veur 't lest is, Lukas? Hij zei het niet, liep naar de grote voederkist, die oud en aangekoekt daar stond, zolang als het huis, sloeg het deksel op, nam koeken eruit, zoveel als hij dragen kon en stortte die uit in de bak van Flora.

Lukas was toen al naar de stal teruggegaan, omdat het hoog tijd voor 't melken werd. Bij 't weggaan wierp hij een bezorgde blik op het kind en het paard. Hij mompelde in zichzelf: Wat is't wat, wat is't wat !

Gerhard at die avond z'n boterham zonder iets te proeven. Zout leek het dat alles smaakte en de thee was bitter en de avond leek zo dicht, alsof de deuren vergrendeld waren. Hij ging vroeg naar bed, terwijl Marchien haastig was, want morgen was het kermis in Zuidlaren. Moeder was stil. Weer had Hermannus niet gepraat. Hoe moest dat nu met Flora?

Gerhard zat op z'n kamertje, ging vroeg naar bed. Toen het licht al uit was en moeder weer weg: Welterusten, Gerhard - Welterusten moeder en niets meer, niets - deed hij het licht weer aan en schreef op een bladzijde uit zijn schrift: Dit is een brief. Dit paard heet Flora en woonde tien jaar op onze boerderij. Daaronder schreef hij hun adres. Meer niet. Toen sloop hij z'n bed uit, ging naar de stal, vond op de tast de knoppen van het licht en zag Flora staan, precies zoals hij vermoedde, geheel gereed en met het tuig al aan, zodat Lukas om vier uur kon vertrekken.

Bij het begin van de markt zouden ze dan in Zuidlaren zijn. Gerhard nam het briefje, vouwde het op en deed het onder het tuig, vlak aan de wang van Flora, die half slapend daar stond met haar spiegelende ogen, waarin hij zichzelf zag met zijn pyjama; gek was dat. Idioot gewoon.

Hij aaide haar, streelde haar lippen, zag haar grote, warme lijf en voelde de tranen, die er die dag niet waren geweest.

Lief beest, zei hij almaar, lief beest, en klopte haar op haar manen, woelde met zijn hand in haar haren en legde zijn gezicht tegen haar snoet.

Doodstil. maar met de warmte van haar adem op zijn wang, zo warm als stoom, onderging het paard zijn liefkozingen als wist het waar het om ging.

Ze zullen schrijven, zei Gerhard. jij moet schrijven, Flora, waar je bent en dan kom ik bij je en neem je mee en dan gaan we samen op reis.

Hij lachte zachtjes en wist niet dat lachen huilen kon zijn. Alleen waren ze in die grote, donkere stal, waar nu en dan naast hen de kettingen van de koeien bewogen en stro ritselde. Een zuchten, heel zacht, klonk door de balken heen. Hij wou wel altijd daar blijven, zo warm en veilig was het en zo onvoorstelbaar dat dit ooit zou veranderen of voorbij zou gaan.

Tenslotte ging hij toch.

Flora, zei hij. Dag Flora!

Het paard hief z'n hoofd op. Zo koninklijk was het, zo fier. Het zou te gek zijn, natuurlijk, als het ging hinniken. Het krabde alleen één keer met de hoef, het roerde als 't ware in het stro en liet een klein geluid horen als van snuiven.

Hij stond bij het lichtknopje en wiste haar uit: Flora! Zoals meester een mooie tekening op het bord uitwiste, zodat hij een kreet niet kon onderdrukken en zachtjes niet doen zei.

Toen hij terug was in zijn bed, sliep hij niet. De hele nacht niet. Hij verkeerde in een toestand van half-slaap, waarin je jezelf kan zien liggen en toch niet kunt bewegen.

Hij ontwaakte pas toen het vier uur was. Toen opende Lukas de deur van de stal, de achterdeur aan het einde van de schuur en bracht Flora naar buiten.

Lukas reed op de fiets achter Flora aan. Een kar kon niet, want hoe moest hij dan terug zonder paard?

Gerhard hoorde het doffe geluid van de hoeven op straat naast het huis en hij wist dat hij haar nooit meer zou zien, ondanks de brief, die in het donker weg zou waaien en als een vod op de wind weg zou raken. Hij huilde zoals hij nog niet gehuild had om het huis. Alsof het paard hem hoorde, daarboven, die kleine, ranke, witte jongen, dat kleinste veulen, dat zij ooit had gehad, begon het opeens te hinniken als een moederdier, dat roept. Luid en met schrik in de stem klonk het door het gehele dorp als een teken van een andere, nieuwe tijd, die bezig was aan te breken.

Hij weigerde, toen zijn vader hem wekte om mee te gaan naar de markt. Hij zei: Ik wil Flora niet meer zien, ik kan er niet tegen, dat er iemand anders is, die haar koopt.

Na Lukas was het zijn vader, die de ogen neersloeg en die zei, kort en afgemeten: Zoals je wilt. Hij reed met de auto weg om te zien, wat Lukas ervan terecht bracht en hoeveel geld Flora zou opbrengen op de Zuidlaarder markt.

Terug: Index feuilleton