Persoonlijke notitie: Bé Hoiting
de TT in Assen/Gieten

Terug naar: Persoonlijke notities

(2012-03) Het is een hele tijd geleden dat Tonnie Knoop een uitgebreid verhaal heeft geschreven over de sfeer in Gieten tijdens de jaarlijkse TT in Assen. Korter geleden hebben we op deze site een filmpje van TV Drenthe laten zien waarin Bé Hoiting uit Gieten zijn uitgebreide verzameling TT-parafernalia toonde. Daarmee is duidelijk dat hij de enige echte locale autoriteit op TT gebied is. Het doet ons dan ook deugd dat hij zijn kennis over en herinnering aan de verschillende teams die in Gieten verbleven op onze site heeft willen beschrijven.

 

Inleiding:
Wij woonden in het begin van de jaren vijftig in de Schoolstraat, in het huis waar nu Jan Hatzmann woont met daarachter de kledingzaak van De Ruiter. De belangstelling voor de TT is er altijd al geweest, want ik luisterde altijd naar de radio-uitzendingen met als verslaggevers Piet Nortier en Louis van Noordwijk. Na schooltijd waren we vaak bij de hotels om naar de motoren te kijken waar de monteurs mee bezig waren en natuurlijk proberen handtekeningen te krijgen van de renners. De andere verhalen van de TT behoeven geen aanvulling en daarom probeer ik iets te schrijven, wat ik mij kan herinneren, over de teams en renners die in Gieten waren aangevuld met foto's en persoonlijke contacten. Mijn eerste bezoek aan de TT was in 1954 waar ik op het rechte stuk naar Hooghalen heb genoten van de snelheid en het geluid racers. Het ijs was toen gebroken met als gevolg mijn grote belangstelling voor de wegracesport.

1. Het Norton team(11 maart 2012)
2. Het Gilera team (11 maart 2012)
3. Het Honda team (1 april 2012)
4. Het NSU team (1 april 2012)
5. Het Moto Morini team (6 mei 2012)
6. Het Yamaha team (6 mei 2012)
7. Het Jawa-CZ team (6 mei 2012)


Het Norton team
Het Norton-team verbleef eerst tot 1950 in Hooghalen en van '51 tot '54 waren ze bij Hotel Braams. De bekendste renner was toen Geoff Duke die in 1950 voor het eerst in Assen reed. Tijdens de race liet het loopvlak los van de achterband en kwam tussen ketting en tandwiel waardoor hij ten val kwam op het stuk tussen Hooghalen en Laaghalerveen, waar hij tussen de bomen door vloog en in het weiland terecht kwam.


1952: 500 cc Norton team in Hooghalen. Vlnr Jill Amm , Ray Amm,
Geoff Duke , Joe Graig, Reg Armstrong, Ken Kavanagh.

In 1951 won hij, na een valpartij in de S bocht in de 350cc, zijn eerste race op de 500 Norton. Hij is na de huldiging op de racemotor naar Gieten gegaan waar zijn eerste overwinning groots werd gevierd. Zijn laatste overwinning voor Norton was in 1952 in de 350cc. In 1953 werd hij fabrieksrijder bij Gilera. Met Duke heb ik vele jaren contact gehad en vertelde hij me toen dat hij het oude circuit erg gevaarlijk vond met al die bomen.


Voor Hotel Braams: vlnr Jack Brett, Ken Kavanagh, staand Ken Mudford,
zittend Norton monteurs; Ivor Smith Charlie Edwards, ????, Arthur Edwards.

Ken Kavanagh en Ray Amm moesten toen de successen voor Norton behalen. Dat ze op een morgen in 1952 op de racemotor naar Assen gingen kan ik me nog goed herinneren, want ik zat toen op de kleuterschool aan de Asserstraat (in het voormalige Nutsgebouw). Van Ken kreeg ik nog enkele mooie foto's die in Gieten gemaakt waren.


In 1997 schreef Kavanagh een brief aan de organisatoren
van de Cetennial TT van 1998

Nadat Ken Kavanagh fabrieksrijder bij Guzzi werd moest Ray Amm de successen voor Norton behalen. Ray Amm was een zeer goede rijder die veel risico's durfde te nemen en nogal eens kwam te vallen en in 1955 tijdens zijn eerste race voor MV Agusta in Imola verongelukte. Voor grote reparaties en laswerkzaam ging men vaak naar garage Vlieghuis. Joe Graig was in die jaren team manager van Norton.

 


Het Gilera team.

Gilera is op aandringen van Duke ook bij Braams terecht gekomen van 1954-1957. Het team bestond toen uit Geoff Duke, Reg Armstrong en Drikus Veer. Zij reden alleen in de 500cc mee. Duke was de grote winnaar in deze klasse tijdens de TT van 1954 in.

In 1955 waren Milani en Colnago er ook bij. Duke was weer de grote winnaar met Armstrong als tweede en Drikus Veer werd vierde.

 


 Duke won op de Asser TT van in 1955 de 500 cc

Drikus Veer was de enige Nederlander die een fabrieks Gilera ter beschikking kreeg. Hij werd in 1954 achtste na een vel gevecht met Nello Pagani. Zijn grootste succes was in 1955. Toen werd hij na een hevige strijd met Umberto Masetti vierde, maar als hij voluit had mogen gaan dan was hij direct achter Duke geëindigd. De toeschouwers maakten er een gekkenboel van, want Drikus als vierde eindigend op een fabrieksmotor dat was een topprestatie. Hieronder zien we de foto's van Veer in de 1954 race.




 

Het Limburgs Dagblad van 12 juli 1954  (de TT werd in dat jaar op 10 juli gehouden) over deze rit:


Aardig om te weten is dat Drikus Veer al zijn prijzen heeft verkocht aan Lourens Wigchers in Schoonoord. Daar worden ze tentoongesteld is zijn privé-museum Drikus is in december 2011 op 93-jarige leeftijd overleden.

In 1956 was Gilera niet in Assen, want Duke was een half jaar geschorst. In 1955 gingen tijdens de wedstrijd van de 350cc na één ronde veel privérijders het rennerskwartier in uit protest voor de lage startvergoeding. Duke werd ervan beschuldigd als stakingsleider opgetreden te hebben en werd door de FIM tijdens haar congres in 1956 met onmiddellijke ingang voor een half jaar geschorst. In juli mocht hij weer rijden. Dit was eigenlijk het einde van de carrière van Duke bij Gilera.

 


In 1957 was Gilera weer in Assen met Bob McIntyre, die de vervanger was van Duke na zijn valpartij in Imola, en Libero Libarati in de 350 en 500cc klasse. Bob Mc Intyre reed in de 500cc een geweldige race met John Surtees totdat hij in de Strubben de bocht uit vloog.


Het team van Gilera trok ook in Gieten
veel nieuwsgierigen

Nadat Gilera zich in 1957 als fabrieksteam terug trok kwam Duke als privéteam terug met de oude 500cc Gilera's met als rijders John Hartle en Phil Read in 1963. En weer waren ze bij Hotel Braams ingekwartierd. John Hartle won de wedstrijd en dat was tevens het laatste jaar dat deze racemotoren te zien waren in een wedstrijd. En zo kwam er een einde aan de Gilera periode in Gieten waar altijd veel mensen kwamen kijken naar die mooie rode racemotoren. Tijdens de Centennial TT in 1998 reed Duke nog enkele ronden op een Gilera.


500cc. Gilera Quattro, 1957


Is getekend: Geoff Duke

 

In 1958 was Geoff Duke  overigens privérijder op Norton en BMW en was toen ook weer in het hotel dat hij zo roemde. Wij zijn in het jaar 2000 met vakantie naar het eiland Man geweest, waar Duke woont. Toen we hem bezochten namen we een fles wijn mee van Hotel Braams . Hij stelde dat erg op prijs.


Het Honda team

Na een paar jaar van rust kwam in 1960 het team van Honda bij Hotel Braams.
Vrachtauto's van de firma Koeneman brachten de kratten waar de racemotoren en andere dingen in zaten bij Braams. Ze kwamen via vliegveld Eelde van het eiland Man waar men aan de TT races had mee gedaan. Het was een hele verandering, want de jeugd werd rijkelijk voorzien met Honda petjes, speldjes en sjaals. De handtekeningen waren krabbels waar je niets van begreep.
Het team was zeer professioneel en de monteurs werkten allemaal met katoenen handschoenen aan.
Met de sportmotoren die ze bij zich hadden gingen ze alvast het circuit verkennen.
Er waren Japanse coureurs, Jan Huberts en de Australiër Tom Phillis die, na een valpartij in de training, werd vervangen door de Rhodesiër Jim Redman.

Jan Huberts, hieronder in het krantenartikel nog trots op zijn motor, kreeg in Gieten een ferm pak slaag van een van de gebroeders de Vries nadat hij wat onpopulaire opmerkingen over de Gieter jeugd had gemaakt.

s'Avonds werden de motoren wel eens getest op de snelweg N34 of op de nog niet voltooide N33. In het eerste jaar moest teamleider Kawashima iedere avond telefonisch verslag uitbrengen aan de directeur van Honda en kapotte motoren gingen direct in een krat naar Japan terug om de oorzaak hiervan op te zoeken.
Transportbedrijf Kolk bracht de motoren naar het circuit. Jim Redman werd 4e in de 125cc en Jan Huberts 7e in de 250cc.

In 1961 hadden ze busjes bij zich om de motoren te vervoeren en toen kwamen de successen ook met de coureurs Jim Redman,Tom Phillis, Mike Hailwood, Bob Mc Intyre, Luigi Taveri,  Jan Huberts en nog enkele Japanse coureurs. Mike Hailwood werd met veel overmacht winnaar in de 250cc en Tom Phillis in de 125 cc.

Het jaar 1962 was zwart jaar voor Honda, want twee van hun rijders, Bob Mc Intyre en Tom Phillis verongelukten.
Jim Redman was winnaar in de 250 en 350 cc en Luigi Taveri in de 125 cc.

 


Doordat Jim Redman uit Rhodesie kwam (het tegenwoordige Zimbabwe) en dat land onder leiding Ian Smith aan apartheidspolitiek deed werd uit protest daartegen , na de overwinning van Redman, het volkslied van dat land niet gespeeld.




Honda-monteurs in 1963 aan het werk in de schuur bij Braams.
Jim Redman neemt een kijkje.

 In 1963 was Redman weer winnaar in de 250 en 350 cc klasse. Het jaar 1964 was ook zeer succesvol voor hem, want hij was de eerste coureur die op een dag drie wedstrijden in een GP won namelijk de 125, 250 en 350cc en Ralph Bryans in de 50cc op Honda.

 

In 1964 kwamen de renners in Assen niet alleen voor de racerij naar Assen, er werd ook gebiljart:



De beroemde zescilinderracer de RC 166 kwam in 1965 voor het eerst in Assen met het prachtige race geluid en Redman werd hiermee tweede in de 250 cc.


De RC 166

De Zwitser Luigi Taveri in 1965 op Honda

 

Hij won de 350 en Bryans de 50 cc klasse. In 1966 kwam Hailwood weer in het team en werd winnaar in de 250 en de 350cc klasse en Taveri in de 50 cc op de mooie tweecilinder en Redman won de 500cc na een fantastische inhaalrace.

Het jaar 1967 was voorlopig het laatste jaar dat Honda aan GP's meedeed met Mike Hailwood als winnaar in de 125, 250 en 350cc klasse.
Hiermee kwam ook een einde aan het verblijf van Honda in Gieten. Tijdens De Centennial TT in 1998 zijn enkele monteurs en coureurs nog weer in Gieten geweest.


Het NSU team.

Gedurende de jaren 1953-1955 verbleef het team van NSU in Hotel Centrum.


NSU mocht in het jaar 1952 weer deelnemen aan GP's meetellend voor het wereldkampioenschap. In 1953 nam men voor het eerst deel aan alle GP races met zeer moderne racers die direct al mee gingen voor de eerste plaats. De rijders waren toen Werner Haas , Otto Daiker en Reg Armstrong die de op Man gevallen Bill Lomas verving.

De motoren werden voorverwarmd met warme lucht door een soort heteluchtkachel.


Werner Haas werd voor NSU in 1953 de grote man voor NSU. Hij was de supermanvan NSU. Op de TT van Assen werd hij winnaar in zowel de 125 en 250cc klasse . Maar hij werd in dat jaar bovendien ook wereldkampioen in beide klassen.


Werner Haas bij de start van de 125 cc



Een monteur brengt de motor van Haas na de
overwinning op de 250 cc terug naar de stal


Werner Haas zelf werd voor zijn prestatie gehuldigd

In 1954 bestond het team uit Werner Haas , Rupert Hollaus, HP Muller en Hans Baltisberger. De motor van Haas in de 250 en van Hollaus in de 125 klasse kregen weer een ander stroomlijn die ook het voorwiel bedekte, waardoor de topsnelheid van de 125 van 163 naar 178 km/uur ging. De 250cc Rennmaxen hadden een nieuw ontworpen frame en motorblok en voorzien van een stroomlijn in de vorm van een dolfijn snuit waardoor ze veel sneller dan het model uit 1953.


Rupert Hollaus op 125 NSU Rennfox in de bocht bij Laaghalerveen
tijdens zijn overwinningsrit in 1954; Deze stroomlijn is alleen maar in Assen gebruikt.


H P Muller op 250 cc NSU Rennmax, voorzien van de dolfijn stroomlijn, ook in dezelfde bocht

 

Werner Haas won in 1954 met grote overmacht de 250 en Rupert Hollaus de 125cc klasse en beiden werden ook wereldkampioen.  In 1954 heeft NSU overigens alle races waarbij hun fabrieksmotoren deelnamen gewonnen.


Winnaar Rupert Hollaus na zijn overwinning op 125 NSU Rennfox.
Op deze foto staat ook Werner Haas.
In september zou Hollaus in Monza-Italië, tijdens de 125 cc training verongelukken.


Hollaus en Haas poseren met de Gieter schonen
A.Postmus-Vegter en T.Wijbrands

Het NSU-team was een zeer modern team.  Het stond onder onder leiding van dhr Germer die alles met strakke hand regelde .
Richard Horch was hoofd van van de vele monteurs. Haas en Hollaus moesten in dat jaar veel handtekeningen aan de Gieter jeugd uitdelen en vaak ook met foto's van  onder anderen HP Muller. Doordat het een groot team was sliepen er ook wel monteurs bij particulieren thuis.

Nadat Rupert Hollaus in de training van de 125 cc klasse in Monza ( Italie) verongelukte trok NSU zich met haar fabrieksteam terug uit de wegracesport . Ook Werner Haas stopte toen met de wegracesport; Haas en Hollaus waren goede vrienden van elkaar en trokken veel met elkaar op.

De directie van NSU besloot om drie Rennfoxen en Rennmaxen te bewaren voor o.a tentoonstellingen. De rest moest allemaal vernietigd worden.
Richard Horch en een paar van zijn monteurs konden dit niet over hun heen laten gaan en hebben toen honderden kisten met motorblokken , onderdelen en speciale gereedschappen in het geheim verstopt in niet meer gebruikte kelders onder in de fabriek. De directie wist hier natuurlijk niets van en later bij sloopwerkzaamheden door Audi kwamen ze weer te voorschijn. Vele oude motoren waarvan men dacht dat die er niet meer waren kwamen weer tevoorschijn o.a een viercilinder racer uit 1952. De motoren zijn weer gerestaureerd en worden nog regelmatig op demo's bereden. In de oude fabriek van NSU in Neckarsulm worden nu Audi auto's gemaakt.

Men stelde de oude fabrieksrijders Muller en Baltisberger een NSU Sportmax productieracer ter beschikking die zeer snel waren.
H P Muller werd in 1955 WK in de 250 cc klasse en beëindigde toen ook zijn raceloopbaan .


No. 100 HP Muller en Hans Baltisberger op NSU Sport Max productieracer.
Muller werd wereldkampioen op deze 250 cc motor

Hieronder een foto's van miniaturen van NSU Rennmaxen met een stroomlijn dolfijnsnuit en met stroomlijn type blauwal dat lijkt op een walviskop. Men heeft in 1954 drie types stroomlijn gehad, de twee hiervoor genoemde met daar tussenin het model van Hollaus in Assen waardoor de topsnelheid van de Rennmaxen van 180 naar 210 km per uur ging. Dit was het model waar men de dolfijn snuit afgehaald heeft en heeft voorzien van een stuk stroomlijn die het voorwiel bedekte en daardoor nog weer sneller was.

 

Zo kwam er een einde aan de korte succesvolle periode van het NSU fabrieksteam, waarvan we hier de monteurs nog op een groepsfoto achter de NSU Renndienst-bus zien.





Het Moto Morini team.

In 1959 kwam Moto Morini bij Hotel Centrum met als rijders Libero Libarati, Emilio Medogni en Derek Minter.
Morini was een zeer lichte snelle één cilinder 250 cc racemotor die was ontworpen door Dante Lambertini.
Derek Minter werd in Assen derde in de 250cc.


In 1960 kwam Tarquinio Provini bij Moto Morini hij was wereldkampioen in 1957 en 1958 in de 250cc. Hij bracht de grote successen en was een grote concurrent van de snelle Honda's.


Een nadeel waren de vaak de matige starts van de motor en dan kreeg je weer een prachtige inhaalrace van Provini.
Na de training ging Provini iedere keer naar Harm Ziengs toe om zijn laarzen te laten repareren, want hij ging zo plat door de bocht, dat die in één race afsleten.

Hier een foto met Provini in actie in de race van 1962. Na een prachtige inhaalrace eindigde hij op 0.2 en 2.4 seconden achter Mc Intyre en Redman als derde in de 250cc klasse.

 
We zijn in 1963 nog op de fiets naar Gasselte geweest waar hij op de N34, tussen het gewone verkeer door, zijn racemotor testte.
Provini miste op twee punten na het wereldkampioenschap in 1963 en dat was ook het laatste jaar dat we de bloedsnelle racer in Assen zagen.


Het Yamaha team.


Nieuwsblad van het Noorden 25 maart 1961

Het Yamaha-team verbleef in de periode 1961-1968, met uitzondering van 1962 bij Hotel Centrum van Henk Hatzmann. In 1961 kwamen ze voor het eerst in Gieten in en net als Honda in 1960 werden de motoren in kratten naar Gieten gebracht. Ook in 1961 was transportbedrijf Kolk weer de vervoerder naar Assen.

Getuige deze krantenfoto uit 1963 was het in de serre van Centrum goed toeven. Men speelde er een spelletje syogi.


De motoren van Yamaha waren gekenmerkt door een grote witte stroomlijn kap. Het waren toen allemaal Japanse rijders met toen als bekendste Fumio Ito.
Hij had in 1960 al meegedaan aan de TT op een BMW.

De Yamaha motoren waren niet snel en betrouwbaar genoeg om bovenin te eindigen. In 1962 was Yamaha niet aanwezig, maar in 1963 kwam men terug met veel snellere en betrouwbare motoren en weer met Fumio Ito als beste coureur. Hij eindigde als tweede in Assen in de 250 cc klasse en de eerste overwinning werd behaald in België. In dat jaar werd hij derde in de WK eindrangschikking.

Men deelde aan de Gieter jeugd volop petjes, vlaggetjes en speldjes uit. Natuurlijk werden er ook handtekeningen uitgedeeld. Fumio Ito had wel een heel kenmerkende en grappige.


Men ging vaak op hun sportmotoren het circuit verkennen en 's avonds gingen ze vaak met een van de gebroeders Hatzmann achterop naar klompenmaker Geerts om daar klompen te kopen. Klompen waren hen onbekend. Het ging dan vaak met een bloedgang richting Spekstoep op de motoren met hun prachtig huilend geluid. Tijdens de training ging de familie Hatzmann vaak met soep en nasiballen naar Assen toe, want daar waren de Japanners dol op .

In 1964 kwamen de VW bussen met de snelle Yamaha's weer in Gieten. Men had de zaken toen goed voor elkaar. Men had toen naast enkele Japanse coureurs ook Phil Read, Mike Duff, Tommy Robb en Bill Ivy als coureurs aangetrokken. In dat jaar leverde Phil Read een spannend gevecht in Assen met Jim Redman in de 125 en 250cc klasse en behaalde toen ook het eerste WK voor Yamaha.

Op onderstaande foto uit 1964 worden de Yamaha motoren in de schuur van Hotel Centrum getoond. Achter Hasegawa zien we links Jan en rechts Maarten Hatzmann toekijken.

 


In 1965 won men voor het eerst in Assen met Mike Duff in de 125 en Phil Read in de 250 cc. Die werd andermaal wereldkampioen.
Doordat Honda de 250 zes cilinder had kwam Yamaha in 1966 met een viercilinder 250 die zeer snel was en daarmee werd Read tweede achter Mike Hailwood op Honda.

In 1967 had men in de 125 cc klasse ook zo'n snelle viercilinder en Read won hiermee in Assen, maar Ivy werd wereldkampioen. Na het terugtrekken van Honda in 1968 was het voor Yamaha gemakkelijk om alle races in de 125 en 250 te winnen. Tijdens het seizoen kregen Read en Ivy ruzie omdat de fabriek besliste dat Ivy in de 125cc WK moest worden en Read in de 250. Phil Read hield zich niet aan die afspraak en werd WK in zowel de 125 als de 250 cc en had het daardoor bij de Japanners helemaal verknoeid. Men trok zich ook terug.

Hierdoor kwam een eind aan het verblijf van Yamaha bij Centrum waar ik vele uren heb doorgebracht om s'avonds naar de monteurs te kijken die in de schuur met de motoren bezig waren.


Het Jawa-CZ team

Het team van Jawa en CZ uit Tjecho-Slowakije was voor het eerst in Gieten in het jaar 1956. Ook zij verbleven bij de familie Hatzmann, Hotel Centrum.
De rijders waren toen voor Jawa o.a. Stastny, Havel, Cada, Helikar en Drikus Veer en voor CZ Parus, Bartos en Kostir .
Drikus Veer kon de motor in de 350cc na lang duwen aan de gang krijgen, maar toen waren de anderen al lang weg en na twee ronden viel hij uit.
Kostir werd in de 250cc zesde.

Hier Bartos met nummer 5 'in de bocht' op de TT van Assen in 1956.

Doordat Tjecho-Slowakije achter het ijzeren gordijn lag kwamen er altijd een paar mensen van de staat mee. De paspoorten van de coureurs en monteurs werden ingenomen en afgeleverd op het politiebureau om te voorkomen dat men naar het westen zou vluchten.

In 1957 kwam Jawa met een prachtige Tatra bus naar Gieten met daarin de mooie donkerrode racemotoren met grote badkuip stroomlijnen en de coureurs Stastny en Havel en CZ met Bartos en Kostir. Op onderstaande foto Jawa met de grote stroomlijn.

Na afwezigheid in 1958 was alleen CZ in 1959 aanwezig met Stastny, Kostir en Malina, maar hadden in dat jaar weinig succes.
Stastny was er alleen op Jawa in 1960 en in 1961 Malina op CZ en Stastny, Havel en Srna op Jawa.

De Jawa en CZ motoren werden steeds sneller en Stastny werd derde in de 350cc in Assen. In de eindstand van het WK 350CC werd hij tweede en Havel derde. Doordat de teams van Honda, Yamaha en Suzuki ook in die klassen reden bleven de successen uit.

In 1968 kwam Jawa met een viercilinder 350cc in Assen, maar werd geplaagd door veel pech. Doordat Yamaha zich in 1968 terugtrok contracteerde men Bill Ivy en dat bleek een gouden greep, want Ivy kon belangrijke aanwijzingen geven om de motor sneller en betrouwbaar te krijgen.
Ivy was al succesvol tijdens de GP van Duitsland waar hij tweede werd en hetzelfde deed in Assen waar hij vele malen op kop gelegen had tijdens het gevecht met Agostini.


Het noodlot sloeg echter toe tijdens de GP van DDR waar Ivy tijdens de training dodelijk verongelukte door een vastloper. Dat jaar was ook het laatste jaar dat Jawa en CZ in Gieten waren. Ook in de Amigoe di Curaçao : weekblad voor de Curaçaose eilanden van 14 juli 1969 was het nieuws.


Bé Hoiting, Gieten maart - mei 2012

Terug naar: Persoonlijke notities